Bewonder
In mijn laatste nieuwsbrief stelde ik aan de lezer de vraag: ’Wie of wat bewonder je en wat doet dat met je?’ Een aantal lezers heeft daarop geantwoord. Er is bewondering voor de natuur en de rijkdom aan details. Voor mensen die iets kunnen. Bewondering voor taalkunst, voor de woorden stilte, toekomst en niets. Over deze woorden werd een gedicht bijgevoegd van Szymborska. Ik ben blij met de reacties en herken de verwondering.
Ik zie altijd een verband tussen sport en musiceren en kan sporters bewonderen om hun inzet, focus, aandacht en drive. Ik kon bijvoorbeeld niet stilzitten bij de Olympische gouden rekstok-oefening van Epke Zonderland in 2012. Nog dagen daarna leefde ik in de flow van deze ‘flying dutchman’. Het gaf vitaliteit.
Ook de schilderijen van Rembrandt, de muziek van Bach en Mozart, maar ook het werk van zoveel andere kunstenaars, schrijvers en dichters kan ik bewonderen. Het is van een ongekende pracht en schoonheid. Het is gemaakt. Het is geschreven. Een idee kreeg vorm, vond het juiste materiaal en er ontwaakte een voorstelling, een gedicht, klank.
Bewondering raakt je. Er borrelt een aanstekelijk enthousiasme op. Het zet je aan om met energie je eigen werk ‘aan te vallen’. Bewondering wijst mij op mijn eigen pad met nieuwsgierigheid, ontvankelijkheid, met zijwegen, met een eigen bewegwijzering. Het zet mij aan om mijn eigen niveau te bereiken en visie te ontwikkelen.
Kunst zoekt kunst. Kunst vindt kunst.
#nieuwsgierig: welke route volg jij? Wie of wat zet jou aan tot denken? Waar wordt jij toe aangezet?
De drie wonderlijkste woorden
Wanneer ik het woord Toekomst uitspreek,
vertrekt de eerste lettergreep al naar het verleden.
Wanneer ik het woord Stilte uitspreek,
vernietig ik haar.
Wanneer ik het woord Niets uitspreek,
schep ik iets dat in geen enkel niet-bestaan past.
Wisława Szymborska
uit:“Uitzicht met zandkorrel”,
samensteller en vertaler vertaler Gerard Rasch, 1996
Mei
Prachtig en langzaam bloeit de tuin,
in jong gras ligt de stilte,
een handvol bloesem, een handschoen groen
om takken van de winter.
Het raam staat open, het gordijn
beweegt, de wind gluurt binnen,
zijn armen om de schaduw van
de nacht die hem moet tillen.
Zij slaapt, een zwaan, een vlinder
door blad hoor ik zijn voeten gaan.
Chris van Geel
uit: ‘Verzamelde gedichten’, 1997