Rennen, SPRINGEN, vliegen, duiken, vallen en weer opstaan.
Wie kent het beeld niet, de muurschildering uit 1976 van het touwtje springend meisje op de blinde muur van het politiebureau aan het Haagse Veer in Rotterdam? Het meer dan levensgrote gevelkunstwerk van beeldend kunstenaar Co Westerik (1924-2018).
Het werk bestond uit een opgebracht reliëf, dat handmatig werd beschilderd. Daardoor kreeg het een dynamisch effect en kwam het meisje los van de muur, kreeg zij ruimte om te springen.
Waar is het meisje gebleven toen het gebouw in 1988 werd gesloopt? Museum Boymans van Beuningen bezit gelukkig een tekening van de schildering.
“Het is nooit een kunstwerk voor de eeuwigheid geweest”, aldus Westerik. Maar dat het kunstwerk verdween deed hem meer pijn dan hij gedacht had.
Springen: afzet, loskomen van de grond , een zweefmoment beleven en weer neerdalen. Zou je het zweefmoment kunnen vergelijken met wat zich tussen de noten afspeelt in de muziek? Of het resonerende moment in de rust tussen twee frases?
Het ‘zweefmoment’ zou zelfs de hele uitvoering van een muziekstuk kunnen zijn, het hele concert of de hele voorstelling. Zo kun je evengoed een kleine sprong maken, als met je ervaring een hoge vlucht nemen.
Spingen, opspringen, speels blijven, creatief in de weer met je eigen, zorgvuldig gekozen (spring)touw, op- en in jouw tempo. Ik vind het ook een mooie metafoor voor een leerproces in de zangles.
#nieuwsgierig
Draai jij je eigen touw?
Hoe blijf je speels?
Waar spring jij van op?
Zijn zweefmomenten hoorbaar?
Co Westerik (Den Haag 1924-Rotterdam 2018)
Tekening, penseel en aquarelverf op papier
1000 mm x 740 mm, 1976
Depot, Boymans van Beuningen Rotterdam
Foto: stadsarchief Rotterdam, Kunstwerk Co Westerik aan het Haagse Veer Rotterdam
De woorden rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan die ik als uitgangspunt voor mijn blog gebruik komen in die volgorde uit het lied Opzij van Herman van Veen.